“Mensen met een hechtingshandicap zijn vaak enorm, en in de ogen van anderen té, gedreven. Ze kunnen ergens helemaal en met ontzettend veel energie voor gaan.”
Dit boek werd mij meermaals aanbevolen door mijn supervisor. Ik had het steeds niet besteld, omdat ik nog zo veel boeken heb liggen die ik wil lezen, en nóg een boek op die stapel mij schuldgevoel bezorgde tegenover al die onbelezen bladzijden.
Echter, bij de vierde aanbeveling ging ik overstag, bestelde het boek en ging er als een sneltrein doorheen. Omdat het boek vanuit feiten is opgebouwd. Wetenschappelijke onderzoeksresultaten worden gebruikt om de verschillende inzichten te staven. Je er geen wetenschapper voor hoeft te zijn om het te begrijpen. Het doorspekt is met tempo, relativering en praktische inzichten.
Over één van de meest gebruikte woorden in dit boek, ‘oersoep’:
“Het ontvangen van goed gedoseerde oersoep leidt dus tot vertrouwen in de ander en tot zelfvertrouwen. Dit resulteert erin dat je goed samen met anderen kunt zijn, maar je ook alleen kunt redden.” Het komt er in dergelijke situaties op neer dat de twee oerkrachten ‘symbiose’ en ‘autonomie’ zich ontwikkelen en op elkaar afgestemd raken.
Kortom, een boek om aangeraden te krijgen voor iedereen die -zo verteld de achterflap- met zichzelf overhoop ligt omdat ze relaties niet volhouden. Of voor diegene die steeds weer proberen zo een relatie aan te gaan en hulpverleners die denken dat ‘niet gehecht’ zijn te genezen is.
“Aan de binnenkant zijn mensen met een hechtingshandicap ook behoorlijk extreem. Ze zijn ontzettend gevoelig voor sfeer en voor de manier waarop anderen erbij zitten.”
“Mensen met een hechtingshandicap hebben in de basis geen vertrouwen in anderen. Ze leerden al heel vroeg om het alleen te doen. Mede hierom vragen ze niet of nauwelijks om hulp.”